Faire Pipi

Zomer 2019

Bloedheet is het in het dorp vanmiddag. En onaards stil. Zelfs de straathonden blaffen niet.

Zij liggen uitgeteld naast de bron op het plein, waar de mensen, die niet op de waterleiding zijn aangesloten, dagelijks hun plastic flessen en jerrycans komen vullen.

Iedereen houdt vensters en deuren potdicht en probeert een paar uren door de hitte heen te slapen.

Het geroezemoes dat ik nu meen te horen, zwelt aan. Ik hoor stappen, veel stappen. En veel opgewonden stemmen. Fransen.

Yiannis, de zelfverklaarde burgervader van het dorp, loopt zelfverzekerd aan het hoofd van een meute opgewonden désagréables en sleurt heftig aan ons hekken.

“Grom! GROM!” Ik vrees het ergste. Een bosbrand, een aardbeving, een hittedode, de moffen nogmaals? Oooh, de onverlaat die het aandurft Grom uit zijn middagslaapje te halen.

Een buslading Franse toeristen is, op weg naar de fameuze grot waar geen publiek is toegelaten wegens te gevaarlijk, gestrand voor Yiannis’ deur en hij begrijpt ze niet, maar veronderstelt dat zij moeten pissen. En gaat ervan uit, dat dit bij Grom & Darling wel moet lukken.

De massa valt op onze patio bijna over elkaar heen en vormt giechelend en grappend een lange rij langsheen de buitendouche, recht naar wat wij grinnikend onze “visitor’s corner” noemen. Geduldig wacht elk zijn plasbeurt af, onderwijl ah-end en oh-end over het huis en hoe chaleureux et raffinés de bewoners wel zijn.

En of er ook de possibilité is om het even vanbinnen te bekijken? Misschien ook wel quelque chose à boire? Grom, heimelijk toch wel trots op het huis, dat hij zelf ontworpen heeft, loodst de horde van onder naar boven en van links naar rechts, en installeert die uiteindelijk met een paar liter raki op het zomerterras. Dat gelukkig onder het gewicht niet is bezweken.

De grot hebben zij niet meer bezocht, daar hadden zij bij nader inzien geen zin meer in. Op de foto daarentegen wilden zij bij het afscheid wel graag. Want tevreden (en aangeschoten) waren zij.

Grom ook trouwens, hij presteerde het 2 euro per “plas + glas” aan te rekenen. I’m burning with shame.

Ochtendlijk Geprikkel

Ik haat cactussen. Grom heeft er een onverwoestbaar zwak voor, dus binnen, in, aan, op, naast, onder, tussen en langs onze wallen zal je deze prikkerds in diverse formaten aantreffen.

Ik ben haatdragend genoeg om ze elke vorm van genegenheid te ontzeggen, maar dan weer niet zo’n onmens, dat ik niet vertederd kan staan trillen als er eentje een sporadische bloem opengooit.

Zo ver kan mijn vertedering voor deze last minute bloemen zelfs reiken, dat ik mij, in de overtuiging dat op dit ontiegelijk vroege uur enkel de slaaploze krekels klaarwakker zijn, even de straat in waag om pijlsnel een foto te maken van zo’n kleurenexplosie.

In mijn nachthemdje. Dat bovendien doorschijnend is.

Sta ik me daar wijdbeens de juiste invalshoek te kiezen, rukt mijn overbuufje plots haar voordeur open; luidkeels kalimera-end wenkt zij me binnen.

Ik zwier in alle haast nadrukkelijk het hemdje links en rechts om mijn lijf, zodat zij kan zien dat ik eigenlijk niets om het lijf heb. Drie volle minuten wring ik mij in zulke vernederende bochten, het mag niet baten.

Met beide armen voor mijn borst, zit ik nu op haar beste stoel. Dat weet ik, want er hangt een gehaakt doekje over. Zij maakt een kafedaki voor me klaar, dit wordt geheid zo straf, dat mijn titties nu zullen staan waar een décolletébesparende ingreep jammerlijk faalde.

Eleni diept haar Sint-Marina-brood uit een plastic zakje. Die heilige werd gisteren uitbundig in het dorp gevierd, geen idee wat Marina zaliger daarvoor heeft moeten presteren.

Ik moet het brood in mijn koffie soppen, maant Eleni me in flink koetergrieks aan. Er volgen koekjes, die ik niet lust. Ik maak Eleni duidelijk dat ik al ontbeten heb, waarop zij nog een paar hompen Myzithra-kaas naast de koekjes legt.

Ik durf nauwelijks naar de batterij familiefoto’s kijken, die kriskras aan de muren genageld zitten. Of die in niet-passende lijstjes op haar uitzetkast staan. Ik weet immers, dat zij de hele familiesaga uit de doeken zal doen.

Wat zij ook doet. Ik knik soms, ik beaam nog vaker, ik trek ook al eens grote ogen, ik versta er geen barst van en vraag me af wanneer ik met enig fatsoen afscheid kan nemen.

Plots verdwijnt Eleni naar de slaapkamer. Ik hoor laden schuiven, kastdeuren opengaan. Jeetje, dit is niet het moment waarop ik door de openstaande deur kan vluchten.

Fier als een Griekse gieter overhandigt zij mij zo’n zakdoekje, waar zij eigenhandig een fijn randje om heeft gehaakt. Een allesomvattende geur van overjaarse mottenballen maakt mij ellendig.

Voor jou”, zegt zij. “Ik hou zoveel van jou”.

Ik hou ook van jou, Eleni”.

Ik neem me voor, een aquarelletje voor haar te maken. Met vogeltjes, vlinders en bloemen.

Heuse bloemen, niet van die kutte cactusbloemen.

Het Liftende Buufje

devon-janse-van-rensburg-JJf8DJ0a-ow-unsplash

Daar staat zij, oud en in het zwart gebogen, pal in het midden van de straat en heftig met haar wandelstok zwaaiend, net als ik de heuvel kom afgestormd en dus niet zo meteen ter plekke stil kan staan.

Naar Kato Gouves rij ik“, zeg ik haar voor alle duidelijkheid, terwijl ik mij buig naar de passagierskant om het portier te openen. Die moeite had ik mij kunnen besparen, zij zit al.

Kato Gouves. Paris farmakio?” pols ik voorzichtig. De apotheek van Paris is hier namelijk de landmark en gezien de wild om zich heen slaande crisisgevolgen, ga ik er automatisch van uit dat zij daar moet zijn.

Je zou enige reactie verwachten. Niet dus. Zij vertrouwt de expats niet, zoveel wordt mij duidelijk. Of misschien is zij wel doofstom? Wat volgt, laat zich raden. I’ve been there. Als een razende begint zij tijdens de rit op haar borst te kloppen en kruistekens te maken. Ik voel mijn waardigheid afsterven.

Ik stop aan het kruispunt. “Kato Gouves, farmakio!” gil ik. Zoals een buschauffeur zijn eindhalte omroept. Geen beweging in het mensje te krijgen. Duidelijk niet de minste intentie om uit te stappen.

Zij strekt haar arm naar links. “Gournes!“, roept zij. Niks doofstom. Ik schud mijn hoofd : “Ochi!“, en strek mijn arm naar rechts. “Hersonisso!“. Zij naar links : “Gournes!”.

Ik probeer haar, bijna wanhopig nu, uit te leggen dat ik helemaal niet in Gournes moet zijn. Even toch twijfel ik, of ik haar tot Gournes zou brengen, maar begraaf de hulpvaardige gedachte, bij nader inzien.

Wij blijven, afwisselend armstrekkend, op het kruispunt staan. Dikke tien minuten later stapt zij, zeer onwillig, bijna boos, uit en slaat met een onvermoede kracht met haar wandelstok op de motorkap.

Een volgende keer is mijn naam haas.

Bazaar Trottoir

Eigenlijk ben ik blij, dat hij vanmorgen – bij hoge uitzondering – Griekse muziek door zijn zelfineengeknutselde, roestige omroepsysteem laat knallen. De groentenboer heeft namelijk zo’n naargeestige, diepe grafstem, dat het vermoeden je steevast bekruipt, dat zijn warm aanbevolen aardappelen, zijn tomaten, zijn broccoli en zijn tutti frutti op sterven na dood zijn en het verrottingsproces reeds is ingetreden.

Onze straatventer is een norse, oude man met een witte zeehondensnor en niet bereid tot compromissen. Ik liet mijn oog op de aardappelen vallen. “Tien kilo” zei hij. Met die grafstem van hem. Hij tilde de zak uit de truck. Nu was ik niet meteen van plan om het ganse dorp uit te nodigen op frietjes met stoverij, dus vroeg ik of vijf kilo ook kon. “Ochi”, een langgerekt Kretenzisch “neen”. Ik zocht houvast bij zijn vrouw, die hun akkeropbrengst aan een andere, mij totaal onbekende, vreemde vrouw probeerde te verlappen.

Een ingehuurde oppas voor een van de zieke eeuwelingen in het dorp, dacht ik meteen. Nooit eerder gezien. De manier waarop zij mij tergend langzaam, minutenlang, van kop tot teen scrutineerde, terwijl het groentenvrouwtje achtereenvolgens bloemkool, witte bonen en wortelen voor haar neus zwaaide en zij er zelfs niet op reageerde, maakte mij angstig.

Wegwezen, flitste het door mijn hoofd. Ik heb de twee huiveringwekkende confrontaties met dreigende, briesende dorpelingen nog steeds niet verteerd. IJlings grabbel ik wat snijbonen, prei en selder bij elkaar, betaal 4 euro en maak mij uit de voeten.

Het wordt een lentesoepje vanavond.

Nieuwe Bezems

Foto’s Manos Travagiakis

Het was wachten op een nieuwe burgemeester in Hersonissos om het wijdverspreid sluikstorten in Gouves en deelgemeenten (Koxari, Skoteino, Voritsio en Charaso) eindelijk eens grondig aan te pakken. Zwaar materieel werd ingezet om tonnen vuilnis langs straten, bermen en braakliggende gronden op te ruimen.

Er werd alom gejuicht en een zucht van verlichting geslaakt. Wel, gedurende een paar dagen althans.

Driemaal is scheepsrecht

Zonder meer erbarmelijk was het gesteld met het hekwerk rond ons groot terras. Een paar ellendige winters hadden loszittende verf en oprukkend roest achtergelaten. Het was een doorn in Grom’s oog, die, wegens drie maanden in zuurstoftherapie, de aanzienlijke schilderklus zelf niet meer kon klaren.

Ik vatte de oude Apostolis, die de laatste hand legde aan een job bij de buren, bij de kraag. Bekwaam huisjesschilder en -melker als hij is, kwam hij een kijkje nemen, schatte de nodige werktijd in, en zou dit varkentje voor ons wel even wassen voor 100 euro zwart. Op zaterdag konden wij hem verwachten. Hij daagde echter niet op.

Dan maar een plaatselijke bouwondernemer gecontacteerd, die zou vast wel een zo mogelijk nog bekwamere vakman op zijn loonlijst hebben staan. Maar de beoogde Valmir had er geen zin in.

Toen er vorige week een man aan ons hekken stond te rammelen met de vraag onze wagen te verplaatsen, daar hij een nabij muurtje moest schilderen, zag Grom zijn kans schoon. Glunderend, ene Stelios in zijn kielzog, sleurde hij de man het terras op, goot hem een kafedaki op, bezong in zijn koetergrieks diens vermoedelijke kwaliteiten en gooide het zowaar op een akkoordje. Meer nog, Stelios zou ons hekken, dat eigenlijk geen extra laag nodig had, er in één adem wel even bijnemen.

Geluk kan al eens in een verfkwast schuilen. Zoals beloofd, daagde Stelios op en leverde kwalitatief hoogstaand werk af. Sterker nog, ook de relingen naast het hekken stak hij (ongevraagd) in het blauwe kleurtje.

Wij zijn nog steeds niet van onze verbazing bekomen. Acht uren werk, 60 euro. Z.e.s.t.i.g euro! Ik heb Stelios opgenomen in mijn Eervolle-Vermeldingen-Galerij en vraag mij af of de gevel volgend jaar niet onder handen moet genomen worden.

“Ik Heb Het Gestolen”

Het “Theater van Kreta” slaat vanavond haar tenten op in ons dorp voor het opvoeren van de komedie “Ik Heb Het Gestolen” (I klepsa).

Het stuk speelt zich (natuurlijk) af op Kreta, en de hele zaak, zoals blijkt uit de titel van het stuk, betreft de “diefstal” van een vreemd koppeltje dat besloot, in afwezigheid van hun ouders, hun lot in eigen handen te nemen. “Nul en geen schaamte aan de bruidegom, geen onrecht aan de bruid” zegt de vader van de bruid op een gegeven moment, hiermee volledig het karakter van het paar schetsend. De roddels in het dorp komen de vrienden ter ore en de botsingen beginnen…

Aan het voltallige theatergezelschap te zien en geheel in lijn met de aard van de eilandbewoners, zal het er uiterst luidruchtig en beweeglijk aan toe gaan, iets wat mijn dorpsgenoten ten zeerste zullen appreciëren.

Het droeve leven van Lemonia III

Trouwe volgelingen van mijn gekrabbel zullen zich ongetwijfeld de haat-liefdeverhouding, die ik met mijn weerbarstige Lemonia heb, herinneren.

De totebel presteerde het, mijn (nochtans oeverloos) geduld en gepopel te weerstaan en gunde mij verder geen enkele nakomeling meer. Zij tekende hiermede haar doodvonnis.

Met niet minder dan misplaatste fierheid kondigde Grom immers aan, dat hij een nieuwe gardener had gevonden, die alle gewas in en op onze patio eens deskundig onder handen zou nemen, lees : uitroeien. Aggelos heette de nieuwe engel, die meteen kwam aanrukken met een lichte vrachtwagen nieuwe planten, een lading keramieken potten en hopen tuinaarde, van het soort waar je zelfs met een klopboormachine geen litertje water doorheen krijgt. En o ja, met een nieuwe Lemonia, nummer 3 dus.

Met een beroepsernst, bij mijn weten enkel op Kreta te bespeuren (wat mij bijgevolg nog wantrouwiger maakte), verzekerde Aggelos ons, dat wij over dit citroenenboompje over afzienbare tijd enkel lof zouden uitbazuinen. Meer zelfs, dit unieke exemplaar zou ons tweemaal per jaar voorzien van tonnen citroenen.

Niks van dit alles. Helemaal ongevoelig bleef ook dit mispunt voor mijn stille hoop. Groeien deed zij wel, opende bij tijd en wijle zelfs een paar schuchtere witte bloemetjes, gegeneerd als zij (vermoedelijk) was door mijn niet-aflatende goede zorgen, fikse aansporingen en liefdevolle aanrakingen.

Ik besloot haar verder geen blik meer te gunnen. En zie, plots hangt daar zoiets als een prille citroen tussen de bladeren. Eentje. Twee centimeter troostprijs.

Het kan mij geen barst meer schelen. En dat geldt zowaar eveneens voor Lemonia III. Zij heeft immers uit represaille haar meest vervaarlijke stekels opgezet.

De Bank des Aanstoots

studio-07-2018-2

De dorpelingen moeten ze niet, de naar het mainland uitgeweken Kretenzers, die zich nu hoogmoedig “Atheners” noemen en elk jaar rond deze periode naar het eiland afzakken om hier ter plaatse te controleren of hun ouders en andere erflaters nog min of meer in leven zijn, erfenissen te regelen, eigendommen of grond te kopen of – meer toepasselijk – te verkopen, en vooral het vuur brandend te houden onder oude familievetes.
Mondaine Irini, de buurvrouw die haar met hondendrollen bedekte geboortegrond met zwaaiende rokken achter zich liet toen een Atheense politieman haar pad kruiste, is er niet meer bij dit jaar. Zij overleed 6 maanden geleden aan de ziekte die haar lichaam al ettelijke jaren voor zich opeiste en ten slotte geheel opvrat.
Afgelopen zondag hebben wij en de Athens Connection haar herdacht in ons kleine kerkje. Geen levende ziel ontbrak op de afscheidsdienst, noch op het samenzijn dat haar man en kinderen achteraf in ons plaatselijk volkslokaal hadden voorzien. Een geweldige opkomst voor iemand die – welbeschouwd – niet erg geliefd was.
Boss vond het herhaald kalimera zeggen, op de schouder kloppen, op de wangen zoenen, wat woorden wisselen en het naar bekenden wuiven al snel welletjes en te warm. Vanuit mijn ooghoek zag ik hem naar buiten verdwijnen, met een gezwinde stap die je van iemand met zware ademhalingsproblemen niet direkt zou verwachten.
Een vreemde, ruwe Griekse man trok plots aan mijn arm en hield zijn mobieltje onder mijn neus.
Of die bank van ons was?” Ik herkende de bank die Boss naast zijn studio had laten plaatsen om te vermijden dat iemand er zou parkeren. Stevig vastgezet in het beton is het ding ook nog, stel dat iemand ermee zou gaan lopen.
Toen ik dit beaamde en vroeg wat in hemelsnaam zijn probleem was, ging de man helemaal uit zijn dak. Dat dit een straat was, en dat hij de eigenaar was van het (bijna ingestorte) huis iets verderop en dat hij meteen de politie zou bellen als die bank niet illico werd weggehaald.”
Officieel staat de bank van Boss inderdaad op de openbare weg, dat wist hij en hij hield er rekening mee dat de bank zou moeten weggehaald worden als er iemand (figuurlijk dan) zou over vallen.
De boze man hebben wij in de afgelopen 12 jaar nooit gezien, de weg naar “zijn huis” was totaal onbegaanbaar en ongebruikt tot wij de studio en de omgeving begonnen te restaureren en op te kuisen.
stu1
Ik denk dat ik met die politiemannen even een deftig praatje zal slaan. Op die bank.

Een Broodje Ochtendzoenen

greekbreaddaktyla

Mijn euromuntje heb ik klaargelegd en mijn hekken alvast geopend, want je moet goddomme van de rappe zijn als de bakker-op-wielen in de straat verschijnt. Of de man heeft bijberoepen, of hij is belastingsschuw. Ik ren dan ook als bezeten de straat op als ik het vertrouwde getoeter hoor. Te oordelen naar het geluid van knarsende deuren links en rechts, spurt zowat de hele straat op zijn busje af. De zwarte weduwen gaan voor en worden op hun stoep bediend, ik moet al van ver en voldoende luid  kalimera hijgen wil ik mijn komst aankondigen en aldus nog aan mijn dagelijks brood geraken.

Een uitgebreide keuze heeft mijn mobiele bakker niet. Geen enkele keuze eigenlijk, behalve dan het vertrouwde daktyla, een bruikbaar alternatief als je vergeet bread op je boodschappenlijst te schrijven. Roze plastic zakje errond en de man verdwijnt al net zo snel als hij gekomen is.

Volgt dan het rondje ochtendzoenen. Kalimera sas heb ik al geroepen en in mijn vlucht ook mijn jongere buuf Vasso gegroet, die snel een knopenloze ochtendjas over haar nachtpon heeft geslagen, gevraagd hoe het met haar ging en geantwoord hoe het met mij ging. Wij zoenen elkaar op de wangen, zij als een gietijzeren standbeeld wegens dat gebrek aan knopen.  Buuf Eleni mag ik ook niet overslaan, dat verwacht zij gewoon. Net als de andere oudjes, hunkerend naar wat genegenheid.

Voor het eerst merk ik het vrouwtje op, dat pas haar intrek heeft genomen in een fraai gerenoveerd huisje, samen met een uiterst irritante hond, die nooit heeft geleerd zijn bek te houden.  Vooraleer ik ook haar wil gaan zoenen terwijl ik nu toch bezig ben, vraag ik mij af of zij weet dat ik wel eens water naar haar mormel durf te gooien. Ik feliciteer haar met haar huisje dat er zo piekfijn bij staat. Waarop zij mij, een en al verrukking, het huis insleept en een rondleiding geeft langs alle kamers en kasten. Wat ik al vreesde, kwam ook. Of ik een koffie lustte? Ach, die déjà vu ! Met een – naar ik hoop – geloofwaardig droef gezicht, verzeker ik haar dat ik net mijn ontbijt-met-koffie op heb.

Ik heb wijselijk verzwegen dat ik geen brood in huis had.

 

 

 

De Woelige Conservator

IMG_6917

Wij hadden het ons al afgevraagd. Blauw-witte bordjes, her en der op strategische straathoeken neergezet, bevestigden ons vermoeden, dat er in de omgeving een MUSEUM te vinden was. En wel in Kato Gouves. Of all places.

Joe toeriest?” roept de man achter de wankele tafel aan de ingang. Hij is druk met het invullen van een handvol lotto-formulieren. “Toe joero iech!” De man danst bijna van opwinding, het kan niet anders of wij zijn de allereerste bezoekers van het zomerseizoen.

Het Gouves-folkloremuseum is ruim, koel en tot de nok gevuld met ongeveer alle voorwerpen, die eens de trots en het erfgoed uitmaakten van de fiere, hardwerkende en onverzettelijke Kretenzers uit de streek.

Bedoeling is, dat ik hier eens ongegeneerd ga rondslenteren, nieuwsgierig wat geschiedenis opsnuiven, mij laten verbazen, fotootje hier en daar maken. Je kent dat. Ware het niet, dat de hete knoflookadem van de conservator mij in de nek blaast bij elke stap die ik zet. Boss heeft de bui al zien hangen en verdwijnt naar het diepere gedeelte van de zaal.

museum1

Er zijn honderden voorwerpen en snuisterijen. Met een aan waanzin grenzende verbetenheid geeft de hyperactieve conservator mij gebroken tekst en uitleg bij elk ervan. Mijn geduld raakt op, ik begin te dampen onder mijn oksels, ik snak naar koffie en buitenlucht. Vergoelijkend bedenk ik ook onmiddellijk, dat je toch echt wel waar krijgt voor je toe joero.

“Entaxei kyrie”, breng ik al stamelend uit, “nu wil ik toch graag in alle rust wat foto’s maken, meteen een beetje reclame voor je zaak“. Ik vind dit persoonlijk een leuke uitvlucht eigenlijk.

Met een air van professionalisme duikel ik mijn toestelletje op en zet mezelf op scherp. Springt die man mij daar toch voor de camera bij elke klik. Bij e-l-k-e goddamn klik. Ik ben onthutst en een appelflauwte nabij; hij moet het gezien hebben, no doubt.

museum2

Ai wiel meek piktjoers of joe” tiert de man, als hij Boss ziet komen aanslenteren. Hij rukt mijn cameraatje uit mijn pollen, posteert ons voor het beeld van een meer dan levensgrote, stoer kijkende Griekse krijger, duwt ons beiden een amfora in de handen, zegt dat wij die op onze schouder moeten torsen. Wat wij, met enig ongemak, ook doen. Ik kan nog een glimlachje forceren, Boss niet. Klik, klik. Ik weet nu al, dat deze foto’s slechts in acuut levensbedreigende omstandigheden het daglicht zullen zien.

“That’s it”, breng ik deze gedreven woesteling aan het verstand, “we’ll go now, thank you so much“. Nope. Er moest en zou voor ons vertrek nog een serie volgen aan het weefgetouw. Het povere lachje, dat wij nog konden produceren, is er een van pure opluchting.

IMG_6925

Het kan u dus verwonderen, maar er is wel degelijk een Museum voor Folklore in Gouves. En u krijgt heel wat return voor uw twee euro.